EMA bewijst: snelheid en duurzaamheid kan samengaan
‘Ja, we liggen nog steeds op schema voor oplevering op vijftien november aanstaande’, zegt technisch manager Bianca Derkzen. Samen met adviseur duurzaamheid en comfort, Peter-Willem van Calis, is zij bij het Rijksvastgoedbedrijf verantwoordelijk voor kwaliteit en duurzaamheid van de nieuwbouw voor het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA). Het tijdschema voor de bouw was volgens menigeen ondoenlijk krap, maar het lukt. Inclusief een ambitieus duurzaamheidsprogramma.
Snelheid bevordert duurzaamheid
Snelheid en duurzaamheid lijken elkaar op het eerste gezicht in de weg te zitten, maar in dit project is dat in veel opzichten helemaal niet zo. ‘Om snel te kunnen bouwen is gekozen voor een stalen draagconstructie en omdat staal altijd wordt hergebruikt is dat meteen circulair’, legt Derkzen uit. Van Calis vult aan dat toepassing van veel prefab-elementen – ook al voor de snelheid van bouwen – tegelijkertijd duurzaam is. ‘Die elementen zijn geproduceerd onder optimaal beheerste condities. Dat maakt de kwaliteit hoog, zorgt voor optimaal gebruik van materialen en geeft weinig afval op de bouwplaats.’
Stadsverwarming, BENG en BREEAM
Het ambitieuze duurzaamheidsprogramma van het Rijksvastgoedbedrijf is in lijn met de eisen die de gemeente Amsterdam stelt aan bouwen op de Zuidas. Warmte/Koude opslag (WKO) had gekund, maar er is gekozen voor toepassing van stadswarmte en -koeling. ‘Dat kwam goed uit’, meent Van Calis. ‘WKO, of andere vormen van duurzame energievoorziening, zijn ingewikkelder en veel tijdrovender. Aankoppelen op stadsverwarming en -koeling is makkelijker en sneller te realiseren. Stadsverwarming wordt ook steeds duurzamer gevoed, hoewel back-up van gasgestookte centrales nodig blijft.’
Het nieuwe EMA is een bijna energieneutraal gebouw (BENG). Dat wordt volgend jaar de wettelijke norm voor alle nieuwbouw, maar het Rijksvastgoedbedrijf loopt daarop vooruit. BENG vraagt wat toelichting. Het gaat hier om gebouwgebonden energieverbruik dat met eigen zonnepanelen wordt opgewekt. Het gaat dus niet om de energie voor bijvoorbeeld computers en keukens. Ook de gebouwgebonden energie is in hoogbouw niet volledig op eigen dak te realiseren. Daarom wordt in de directe omgeving gezocht naar rijksbezit waar de benodigde stroom kan worden opgewekt.
Derkzen heeft meegedacht over het ontwerp en de constructie en reisde daarvoor meermaals naar Londen. Toen werd al duidelijk dat EMA ook hoge eisen stelt aan de duurzaamheid van de nieuwe huisvesting. Er werd aangestuurd op het ontwerpen en uitvoeren van het gebouw volgens het van oorsprong Britse, maar inmiddels internationale BREEAM-keurmerk.
Groene eyecatchers
Hoe milieubewust het EMA ook wil zijn, de ingetekende fietsenstalling vonden ze aanvankelijk veel te groot, herinnert Derkzen zich. De Londenaren fietsten niet. ‘Inmiddels zijn er in de tijdelijke huisvesting in het Spark-gebouw in Amsterdam Sloterdijk steeds meer die de fiets ontdekken. Ik verwacht dat de stalling hier straks goed gebruikt wordt.’
Dat de toekomstige gebruiker van het gebouw zich van zijn duurzaamste kant wil laten zien, blijkt ook uit de twee groene ‘eyecatchers’ die het gebouw rijk zal zijn. In de eerste plaats de levende, groene wand die zich straks zestig meter hoog en twaalf meter breed uitstrekt over de binnengevel van het atrium. In de tweede plaats, de weelderige daktuin met planten, struiken en zelfs bomen.
In de bouwkeet hangt een uitdraai van de groene wand aan de muur. Daarop is duidelijk een soort lianenstructuur van verschillende planten te zien. ‘Het gaat om duizenden afzonderlijke plantjes die nu al worden opgekweekt in een kas, zodat straks een volgroeide wand geplaatst kan worden’, vertelt Derkzen.
Geen open deur
Het goed beheersbare binnenklimaat van het atrium, groeilampen en sensoren die constant temperatuur en vochtigheid meten, zorgen dat de wand lang meegaat. Voor de zekerheid kunnen afzonderlijke elementen eenvoudig vervangen worden. Van Calis geeft aan dat de wand in de eerste plaats een statement is, maar bovendien ‘een bijdrage levert aan de zuiverheid van de lucht en zorgt voor een goede akoestiek.’
De daktuin houdt het regenwater vast, trekt vogels en insecten aan, maar draagt vooral bij aan een prettig verblijf en dus het welbevinden van de werknemers. Voor die weelderige tuin – een term van de architect – is een extra zware dakconstructie aangebracht. Het gebouw is toekomstbestendig door een flexibele indeling en draagconstructies die zelfs een heel ander type gebruik mogelijk maken. ‘Het is gemaakt om lang te blijven staan’, zegt Derkzen. ‘Dat lijkt een open deur, maar dat is het in de bestaande bouwpraktijk niet.’