'Zo zorg je voor perspectief, ook voor de volgende generatie'
Bij renovatie, verbouwingen, restauratie en afstoting van monumenten en bijzondere architectonische panden laat het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) cultuurhistorisch onderzoek met waardestelling doen. Om duidelijk te maken wat wel en niet kan met zulke objecten. Hoe zorg je voor een goede overdracht van dat onderzoek, waar eigenaar, beheerders en architecten echt iets mee kunnen? ‘We hebben de markt gevraagd daarover mee te denken’, zegt RVB-adviseur monumenten en architect Marleen Greil.
In de vastgoedportefeuille van het RVB zitten veel monumenten. Van het Trippenhuis tot het Binnenhof, van de gevangenissen in het Drentse dorp Veenhuizen tot bunkers uit de Tweede Wereldoorlog. Ook bevat de portefeuille bijzondere architectonische panden, zoals het oude VROM-gebouw, ooit ontwikkeld door architect Jan Hoogstad en recent vernieuwd naar een ontwerp van Office for Metropolitan Architecture (OMA).
Monumentwaarde en auteursrecht
‘Vanuit onze Werkgroep Cultuurhistorisch Onderzoek (Werkgroep CHO) laten we dit soort objecten onderzoeken op architectonische en monumentale kwaliteit, bouw- en gebruiksgeschiedenis van het pand en hoe het zich heeft ontwikkeld. Het onderzoek eindigt met een waardestelling. Zo kunnen we cultuurhistorische aspecten volwaardig laten meewegen bij besluiten tot bouwkundige of planologische ingrepen. Ook kijken we of er auteursrecht op panden berust – dat kan ook bij niet-monumenten het geval zijn. Als een architect een gebouw ontworpen heeft, kun je dat niet zomaar aanpassen. Zeker niet als het ook nog eens gaat om een gebouw dat waardevol is voor het oeuvre van de architect’, licht RVB-adviseur monumenten en architect Marleen Greil toe.
Mix van onderzoeksdisciplines
Voor dit cultuurhistorisch onderzoek schakelt het RVB de markt in, vaak een combinatie van andere disciplines, zoals architectuurhistorie, interieurarchitectuurhistorie, bouwhistorie, kunsthistorie, archeologisch onderzoek en onderzoek naar de stedenbouwkundige setting en landschappelijke context. Restauratiearchitect, architect en bouwhistoricus Hans Vlaardingerbroek van Bureau Vlaardingerbroek heeft geregeld dit soort onderzoeken uitgevoerd in opdracht van het RVB.
Vlaardingerbroek: ‘Een groot deel van mijn werk is mensen een zeker invoelingsvermogen proberen mee te geven, begrip te kweken en ze liefde voor het pand te laten voelen. Zo maken we het makkelijker voor opdrachtgever en architect om een beeld te krijgen van de kwaliteiten van een pand en vervolgens verantwoorde plannen te ontwikkelen. Zonder een situatie te creëren dat er niks meer mogelijk is met een gebouw omdat alles monumentaal is.’
Inspiratiebron voor architect
Het RVB is niet alleen geïnteresseerd in materialen, constructies en bouwtechnieken, maar ook in de gebruiksgeschiedenis van een pand. Naar hoe mensen zich erin voortbewogen en naar de functies die het gebouw in de loop der tijd heeft gehad. Vlaardingerbroek: ‘Dit kan allemaal een inspiratiebron vormen voor nieuwe plannen met een gebouw. Laat ik als voorbeeld het kleurgebruik van ruimten geven. Als we verfonderzoek doen en ons door alle in de loop der eeuwen aangebrachte lagen heen een beeld kunnen vormen van de oorspronkelijke kleurstelling, dan kan dat een mooie leidraad zijn voor de architect.’
Nooit eigen vlees keuren
Het zijn altijd externe onderzoeksbureaus die cultuurhistorische onderzoeken uitvoeren aan de hand van de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek en Richtlijnen Tuinhistorisch Onderzoek. Greil: ‘Zo’n onderzoek moet namelijk onafhankelijk zijn. We gaan niet ons eigen vlees keuren.’ Bij elk project kijkt de Werkgroep Cultuurhistorisch Onderzoek welke expertise nodig is en neemt dat op in de gunningscriteria. Want waar het ene bureau alles weet van betonarchitectuur, zit het andere op de wisseling tussen de negentiende en twintigste eeuw of heeft juist veel kennis van de stijl van de Amsterdamse School.
Behoeften van de markt
Om tot een zo goed mogelijk cultuurhistorisch onderzoek te komen, streeft het RVB naar kwalitatief sterkte uitvragen aan onderzoeksbureaus. ‘We hebben de markt gevraagd daarover mee te denken. In een informele setting. We wilden weten of de opzet van onze onderzoeksvragen en van de uitvoering aansluit bij de behoeften van de markt. Ook merkten we dat de overdracht naar de architect voor verbetering vatbaar is. Zeker voor de langere termijn. Het komt nog te vaak voor dat een onderzoek op de spreekwoordelijke plank komt te liggen. Dat kan beter, dat moet beter’, aldus Greil.
Klein wereldje
Zo kwamen 21 marktpartijen en het RVB begin 2019 samen in de voormalige gevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. ‘Het is een vrij kleine wereld’, legt Vlaardingerbroek uit. ‘Bouwhistorie bestaat als beroepsgroep nog maar sinds de jaren ’80. Uit noodzaak geboren vanwege de grote stadsvernieuwingen van destijds – bijvoorbeeld de realisatie van Hoog Catharijne. Die vormden een bedreiging voor veel monumenten. Binnen de bouwhistorie zijn er diverse niches ontstaan. Denk aan kleuronderzoek of onderzoek naar historische tuinen.’
Toch kwamen er tot verrassing van Greil na een oproep op LinkedIn onderzoeksbureaus opdagen die ze nog niet kende: ‘Blijkbaar zaten we niet op elkaars netvlies. Dus dat alleen al is winst, want wij mogen niet altijd automatisch dezelfde partijen uitnodigen. Ook jonge en kleine bureaus moeten we een kans geven, niet alleen de gerenommeerde namen.’
Groen en rood
De belangrijkste opbrengsten van de marktsessie? Greil: ‘Als RVB richten we ons op gebouwen, maar deze maken vaak onderdeel uit van een complex en dus vragen wij ook om onderzoek naar buitenruimten en landschap. Of archeologisch onderzoek. De samenwerking tussen groen en rood – dus tussen landschap en gebouw – ontbreekt echter soms. Die boodschap kregen we vooral van de tuinhistorici. Daar zouden we meer op kunnen sturen door combinatievorming tussen verschillende niches te stimuleren.’
Wel of geen aanbevelingen
Ook ontstond een levendige discussie over de vraag of een onderzoeksbureau naast het cultuurhistorisch onderzoek ook aanbevelingen voor de architect zou mee moeten leveren. ‘Niet om op een ontwerpersstoel te gaan zitten, maar juist om de overdracht richting architect én bevoegd gezag nog een stap verder te brengen’, zegt Greil. De uitkomst is onbeslist. Het onderwerp komt tijdens de tweede marktsessie, gepland begin 2020, nogmaals op de agenda.
Toekomst bouwhistorie
Daarnaast uitten de marktpartijen ook hun zorg: hoe zorgen we voor nieuwe aanwas nu de sector vergrijst? Hoe laten we zien aan jongeren dat het vak toekomst heeft? Greil: ‘Ja, dat is een belangrijk punt. Als RVB willen we hieraan een bijdrage leveren. Hoe? Dat moet zich nog uitkristalliseren, maar we voeren gesprekken met vakgroepen en deskundigen over de verbetering van de kwaliteit van dit type onderzoek. Ook de toekomst van het vakgebied staat daarbij op de agenda.’ Vlaardingerbroek vult aan: ‘In de bouwhistorie zijn er ook tijden geweest dat er minder vraag was. Als Rijksoverheid zou je er in ieder geval voor kunnen zorgen dat er uitvraag is. Zo zorg je voor perspectief, ook voor de volgende generatie.’
Eind 2019 geeft de werkgroep terugkoppeling aan de partijen die bij de eerste marktsessie aanwezig waren. Begin 2020 organiseert de Werkgroep CHO van het RVB een tweede marktsessie. Meer weten? Neem contact op met het RVB via Postbus.RVB.MonumentenEnKunst@rijksoverheid.nl.