Triplexboosdoeners en te krappe zinkgoten
Door triplex kon het vocht niet weg in villa Aardenburg in Doorn. ‘Maar het past ook niet bij een gebouw uit 1862’, zegt restauratiespecialist Dominique Vermeulen van het architectenbureau Wevers & Van Luipen. Hoe breng je verbeteringen aan die eer doen aan een monument?
Is het een bijzonder gebouw?
‘Het is een prachtige villa die rond 1862 gebouwd werd als buitenverblijf van de Amsterdamse bankiersfamilie Van Eeghen. Als de Quote 500 toen had bestaan, hadden zij erin gestaan. Het is indertijd heel degelijk gebouwd. Echt indrukwekkend. Daar hebben vaklui aan gewerkt. In 1901 is het door de volgende generatie grondig verbouwd. Na de oorlog ging de villa over naar Defensie.’
Hoe raakte je betrokken bij de monumentale Defensievilla?
‘De villa is onderdeel het Militair Revalidatie Centrum Aardenburg en stond vorig voorjaar in de steigers voor een schilderbeurt. Toen werd duidelijk dat het gebouw op sommige plekken echt bouwvallig was. De werkzaamheden zijn stilgelegd en er was overleg met de gemeente. De projectleider en monumentenadviseurs van het Rijksvastgoedbedrijf realiseerden zich dat er iemand naar de geschiedenis van het gebouw moest kijken. Anders krijg je mogelijk een oplossing die technisch voldoet, maar geen eer doet aan het monument. En met die vraagstelling zijn ze bij ons gekomen.’
Wat was het probleem?
‘De zinkgoten zaten te krap opgesloten in de houten omkisting. Het zink had niet genoeg ruimte om uit te zetten. Dan trekt het zichzelf kapot en krijg je lekkages. Daardoor was in de kroonlijst houtrot ontstaan. Maar dat bleef onzichtbaar omdat er plaatjes triplex op waren gezet. Misschien als een cache misère (het verbergen van ellende, red.). Maar je moet triplex hier gewoon niet gebruiken. Het past niet bij een gebouw uit 1862. En het werkt ook niet goed, het vocht kan niet weg door al die lijmlagen in de triplex plaatjes.’
Waren het alleen triplex plaatjes en gescheurde goten?
‘Er waren ook problemen met het dak. In 2008 zijn de zolderverdiepingen geschikt gemaakt als kantoorruimte. Bij het vernieuwen van het zinken dak zijn uitvoeringsfouten gemaakt. Onder andere met de luchtspouw. Dat is een ruimte onder het dak waar lucht doorheen kan stromen om condens af te voeren. Die luchtspouw is wel gemaakt, maar er zijn geen openingen. Het vocht kan niet weg. Dan krijg je condensatie en aantasting van het zink.’
Dat klinkt ernstig. Wat gebeurde er toen?
‘De monumentadviseurs Ruud Smeets en Jan Kamphuis keken mee vanuit het Rijksvastgoedbedrijf. Er is een gezamenlijke rondgang geweest met projectleider Jeff Hercules, de adviseurs en de gemeente. Toen bleek dat het dak, dat doorgaans een levensduur van zeker veertig jaar heeft, er echt helemaal af moest. In het verleden was het dakpakket door het isoleren veel dikker geworden. Dat strookte niet met de historische verschijningsvorm. Om de bouwtechnische problemen op te lossen, moest een vergunning worden aangevraagd. Wij hebben een plan gemaakt om de technische verbeteringen te combineren met het terugbrengen van de historische verschijningsvorm. Zo zijn de karakteristieke schoorstenen teruggebracht. Die spelen nu een rol bij de dakventilatie.’
Hoe kom je erachter hoe een gebouw eruit hoort te zien?
‘We brengen de monumentale waarden in kaart. Hoe ziet alles eruit? Is het in één keer gebouwd? Zie je bouwsporen? Bouwhistorisch onderzoek noemen we dat. Niet elk spijkertje is heilig. Maar welke elementen behoren wel tot de essentie? Daar zit ook archiefonderzoek bij. Het liefst vind je foto’s, bouwtekeningen en bestekken. We hadden nu het geluk dat we het bestek vonden voor een grote verbouwing uit 1901. Dat bestek is zo goed geschreven. Daar kun je zo mee aan de slag. Ik denk dat een aannemer nu zou zeggen: ha, eindelijk een goed leesbare tekst.’
Heb je adviezen voor het Rijksvastgoedbedrijf?
‘Het interieur is in 2008 zorgvuldig gerestaureerd en goed gedocumenteerd. Je zou verwachten dat er ook verslagen zijn van de werkzaamheden aan de buitenkant. We hebben alle systemen proberen te lichten, maar er is niets te vinden. De architect had het bestek nog. Opvallend is dat bestek niet overeenkomt met wat we aantroffen. Mijn advies voor het RVB: leg alles goed vast. Nu maak ik met de uitvoerder een restauratieverslag. Wat hebben we gedaan? En waarom hebben we het zo gedaan? We proberen dat verslag zoveel mogelijk te verspreiden. En ik leg er sowieso een in de meterkast. Nog een tip: wacht niet vijftien jaar, maar maak jaarlijks een inspectierondje. Zo voorkom je dat een klein gebrek uitgroeit tot grote schade.’