Onderzoek Erasmus Universiteit: positief oordeel over 15 jaar DBFMO

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en marktpartijen zijn positief over DBFMO-contracten, blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit dat het RVB en Bouwend Nederland hebben laten uitvoeren. Maar voor het aanjagen van innovatie blijkt DBFMO minder geschikt.

Vergroot afbeelding
Beeld: Corné Bastiaansen
Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg is één van de gebouwen dat tot stand kwam met een DBFMO-contract

DBFMO staat voor Design, Build, Finance, Maintain en Operate. In een DBFMO-contract is een consortium verantwoordelijk voor ontwerp, financiering, bouw, onderhoud en facilitaire diensten van een gebouw. Dit houdt in dat er niet afzonderlijk wordt onderhandeld met architecten, aannemers, banken, schoonmakers en veiligheidsbedrijven. De opdrachtgever heeft slechts met één consortium te maken waarin al die marktpartijen verenigd zijn en dat voor het geheel verantwoordelijk is. Vijftien jaar geleden begon het RVB met DBFMO-contracten. Tijd voor een evaluatie.

Positief

‘Het DBFMO-contract is een poging om publiek-private samenwerking beter te maken’, legde hoogleraar bestuurskunde Geert Teisman van de Erasmus Universiteit uit tijdens zijn presentatie op het symposium over het rapport Evaluatie DBFMO-contract bij huisvestingsprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf. Het symposium werd gehouden in het Nationaal Militair Museum in Soesterberg, één van de gebouwen die tot stand zijn gekomen met een DBFMO-contract. Onderzoekers van de Erasmus Universiteit hebben 41 mensen geïnterviewd bij marktpartijen en het RVB die betrokken zijn bij vijftien DBFMO-projecten uiteenlopend van kantoren, gerechtsgebouwen, detentiecentra tot een museum en een kazerne. Het eindoordeel volgens Teisman: ‘De betrokkenen zijn positief over wat ze met elkaar gerealiseerd hebben.’

Op tijd en hoge kwaliteit

De voordelen zijn groot. Het DBFMO-contract heeft bijvoorbeeld een hardnekkig probleem van bouwprojecten opgelost: vertraging. De meeste gebouwen zijn op tijd opgeleverd en in gebruik gekomen. Dat komt door het grote belang dat de opdrachtnemer heeft om de planning te halen. Er zitten namelijk sancties op vertragingen. Nog een voordeel, volgens de onderzoekers, is dat de kwaliteit van de gebouwen hoger is. Een opdrachtnemer heeft zelf belang bij goede kwaliteit omdat hij daarop wordt afgerekend.

Investeren in samenwerking

Maar het gaat niet alleen om contractbepalingen en mogelijke sancties die van DBFMO-contracten een succes te maken. ‘De menselijke component is erg belangrijk’, schrijven de onderzoekers. Partijen gaan een verbintenis aan voor een lange periode van soms wel 25 of 30 jaar. ‘Samenwerking gaat niet vanzelf; er moet in elke fase geïnvesteerd worden in de onderlinge relaties en gezamenlijke werkwijzen om iedere keer weer interpretatie te geven aan het contract.’

Financiering, rendement en risico

De markt heeft inmiddels veel ervaring opgedaan met DBFMO-contracten. Na interviews met marktpartijen krijgen de onderzoekers ‘de indicatie dat opdrachtnemers ongeveer bij de helft van de projecten winst maken’. Hoogleraar Teisman noemt de verliesgevende projecten ‘leergeld’. De fouten van het begin worden niet herhaald en de marktpartijen hebben volgens de onderzoekers ‘het inschatten en beprijzen van risico’s (…) nu wel beter in de vingers’. De banken spelen hier ook een grote rol in. Zij willen dat de leningen terugbetaald worden en letten daarom goed op het beheersen van de risico’s. ‘Dit wordt overwegend ervaren als een positieve prikkel’, aldus de onderzoekers. Nadeel van de nadruk op risicobeheersing is dat banken doorgaans de zekerheid verkiezen vanproven technology’ boven de onzekerheid van nog onbeproefde innovaties.

Vijf aanbevelingen

De onderzoekers hebben op basis van hun onderzoek vijf aanbevelingen voor ‘DBFMO 2.0’ opgesteld:

  • Succesvol samenwerken binnen DBFMO-contracten vraagt veel van de professionals. De onderzoekers raden aan om aandacht te besteden aan het structureel behouden en verbeteren van de professionele competenties.
  • De overheid kan inmiddels tegen gunstigere voorwaarden geld lenen. Is het nog nodig om een beroep te doen op externe financiering? Belangrijk is wel om de druk op de risicobeheersing vanuit de financiering intact te houden.
  • De geïnterviewden gaven aan dat de risico’s niet onevenredig op de consortia afgewenteld kunnen worden. De contracten bieden mogelijkheden daar oplossingen voor te zoeken.
  • Bij de O uit het contract – Operate – kan het in sommige gevallen toch verstandig zijn om die bij de overheid in beheer te houden. Denk aan ICT en beveiliging.
  • Als risicobeheersing belangrijk is, vallen unproven innovaties al snel buiten de boot. ‘Mogelijk kan in een aanbesteding ruimte worden gecreëerd voor innovaties en wijzigingen waarbij de risico’s gedeeld worden’, stellen de onderzoekers voor.