Nieuw handboek RVB BOEI maakt onderhoud overzichtelijker
Het RVB BOEI-handboek voor inventarisaties en inspecties bij het Rijkvastgoedbedrijf (RVB) is herschreven en aangepast. ‘Een keuze van een inspecteur is geen eigen invulling meer.’
Het lijkt simpel, maar het is een revolutie voor inspecterend Nederland: inspecteurs controleren eerst op het gebruik en besluiten dan pas of er een ‘gebrek’ is. De functie ‘deur’ bijvoorbeeld. Als je kijkt naar de functie van een deur van een fietsenhok kan het zijn dat het eigenlijk niet zoveel uitmaakt als die een beetje klemt. Maar een deur van een hangar voor F-35’s moet gewoon vlekkeloos werken.
Nieuwe methodiek
Voor het maken van deze afwegingen is al eerder de ‘RVB BOEI beslisboom soort gebrek’ geïntroduceerd. Nu zijn de werkinstructies per vakgebied, zoals bouwkunde of elektrotechniek, herschreven aan de hand van deze nieuwe methodiek. Die maakt het inspectiewerk sneller en het onderhoud overzichtelijker. Het is duidelijker wat er wanneer moet gebeuren en ook wat er niet hoeft te gebeuren.
Niet zelf interpreteren
Er is nu een duidelijk stappenplan met kaders en dat maakt het werk van de inspecteurs veel gemakkelijker, stelt Dick van Garderen. Hij is senior adviseur RVB BOEI bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en een van de redacteuren die het handboek herschreef. ‘Voorheen was het aantal gestandaardiseerde gebreken waar een inspecteur een keuze uit kon maken heel groot. Over alle vakgebieden en thema’s waren dat er zo’n 1700. Nu zijn er nog maar 20 gestandaardiseerde gebreken en zijn ze bovendien per thema en vakgebied dezelfde. De inspecteur doet waarnemingen met al zijn kennis en ervaring. Via de beslisboom vertaalt hij vervolgens de waarnemingen naar het juiste gebrek en maakt hij een gerichte en precieze keuze. Voor zijn keuze hoeft hij niet meer zelf te bedenken welk gestandaardiseerd gebrek het beste daar bij past. Een keuze van een inspecteur is daarmee geen eigen invulling meer. Op die manier voorkom je verschillen in interpretatie tussen inspecteurs.’
Beter sturen
‘We kunnen als Rijksvastgoedbedrijf met de vernieuwde BOEI-methodiek ook veel beter sturen op de wet- en regelgeving en de instandhouding van ons vastgoed’, zegt Van Garderen. Door bijvoorbeeld de meest circulaire optie te kiezen en zo materiaal te besparen. ‘Eerst kon een vervanging worden geadviseerd op basis van een theoretisch verwachte levensduur. Nu vervangen we een bouwdeel (een specifiek gedeelte van een bouwwerk, red.) alleen in uiterste noodzaak. Dat komt doordat we een aantal bouwdelen - denk aan een personenlift, een verdeelinrichting of een koude opwekker - een oneindige levensduur hebben geven. Dan heb je de keuze om een installatie langer in stand te houden en ga je voor de beste oplossingen en niet voor een gestandaardiseerde theoretische einddatum.’ Dat kan overigens niet altijd, want op bijvoorbeeld handbrandblussers zit wel een afgebakende levensduur. ‘En het moet financieel in proportie zijn’, vult Van Garderen aan.
Kop en staart
In het nieuwe handboek is veel gestandaardiseerd. ‘Voor Defensie en Rijk hebben we bijvoorbeeld nu één overzicht met dezelfde bouwdelen. Het maakt dus niet meer uit of je een Defensiegebouw inspecteert of een gebouw van de Rijksoverheid.’ Ook is van ieder bouwdeel de functie omschreven en wat bij het bouwdeel is inbegrepen en uitgesloten. ‘Dat is een enorme verbetering’, legt Van Garderen uit. ‘We hebben hierdoor beter afgebakend wat er bij een bouwdeel hoort. Een bouwdeel heeft nu een kop en een staart.’ Die aanpak leidt inspecteurs tot gelijke oordelen. ‘Je zou bijvoorbeeld kunnen denken dat een proceswarmtewisselaar onderdeel is van een bodemenergiesysteem. Maar in de afbakening ziet de inspecteur nu dat een proceswarmtewisselaar een apart bouwdeeltype is.’
Doorlopend proces
Aanpassingen van het handboek blijven volgens Van Garderen een doorlopend proces. ‘We hebben pilots gedaan met inspecties volgens de nieuwe methodiek en dat ging goed. Maar natuurlijk kunnen we altijd nog verbeteringen doorvoeren. Daarvoor hebben we een redactie die de vragen en suggesties verwerkt die we krijgen. We schrijven het handboek tenslotte voor de inspecteurs die het dagelijks gebruiken.’